Gezien en gehoord worden
Mindfuck
Hé joh! Wat loop je te mindfukke! Oké, ja! We hebben het allemaal weleens gehoord, maar wat is mindfuck eigenlijk? Er wordt mee bedoeld hoe we extreem in ons hoofd zitten. Gedachten malen maar rond. We hebben er allemaal weleens last van wanneer we ons heen en weer geslingerd voelen tussen geluk en verlies. Tussen vertrouwen en angst, of erger!
Onder ‘mind’ versta ik onze gedachten, emoties, oordelen, geheugen, kennis, voorwaarden, afspraken en andere gewone beseffuncties waarvan we aannemen dat dit de enige realiteit is. Als de ‘mind’ bij mij het roer overneemt, voelt het soms alsof er een heel web om me heen is gesponnen. Ik ben dan verstrikt in gedachten en gevoelens.
Overal bestaat mindfuck over. Vooral over keuzes maken. We denken iets te moeten doen of menen iets nu eens te moeten gaan inzien. Om dan vervolgens daaraan een overtuiging te kunnen hangen en ons in die keuze schijnbaar gesterkt te voelen en niets verder meer hoeven uit te zoeken.
Neem keuzes over liefde; opvoeding; opleiding; verhuizen of carrière.
En laat ik er hier zelf een nemen, iets wat me na aan het hart ligt, en wat ik onlangs hoorde over omgang met huilende baby’s en wat mij zo een simpele, zelfs onzinnige omdraaiing lijkt, dat ik er zelf ook over ga mindfucken. Namelijk het idee dat baby’s huilen om hun zin te krijgen en hun ouders te manipuleren!
Die overtuiging heeft al te lang gezorgd voor veel kinderleed en voor wanhopige ouders. Een baby ligt te huilen of te schreeuwen in zijn wieg. En de moeder vecht tegen haar instinct, haar eigen natuurlijke gevoel om het kind in haar armen te nemen.
In werkelijkheid zijn het volwassenen die vanuit hun ‘mind’ vaak hun emoties overdrijven of kunnen manipuleren om hun zin te krijgen en niet de baby’s. Zij hebben dergelijke functies nog niet helemaal ontwikkeld en huilen zodoende vanuit een heel andere toestand. Ooit eens wat over gelezen of in de lente een nestje jonge vogeltjes gehoord?
Baby’s zijn vaak erg open en voelen erg veel aan maar hebben nog geen mind en kunnen dus niet als zodanig berekenend zijn!
Het huilen heeft talloze gezonde functies. En omdat het de volwassene stoort, irriteert of in verlegenheid brengt, eventueel over onze eigen verdrongen gevoelens die onder controle gehouden moeten worden, moeten we dus de baby in afzondering opsluiten en maar laten huilen?
Baby’s zijn vooral in een Zijnstoestand. In directe waarneming. Ze hebben er nog geen besef van dat ze een individu zijn. Dualiteitsdenken en verschil maken tussen ik en een ander hoort bij de ontwikkeling in de peutertijd. Dus laat staan dat baby’s andere mensen bewust om hun vinger kunnen winden.
Een baby wordt hulpeloos geboren. Instinctief en dus niet met berekening weet hij heel goed dat hij zichzelf nog niet kan redden. Hij heeft de nabijheid van een moeder (of vader) nodig om zich veilig en compleet te voelen. En ervaart sterk wanneer die verbinding lijkt te worden verstoord. Of wanneer hij kou, krampjes of honger heeft.
Maar niet via een mindfuck die zegt; ‘Nou kom hoor! Ik ben m’n ouders tot last en moet me er maar eens overheen zetten hoor! Effe kijken wat er vanavond op tv is!’
Er is inmiddels erg veel onderzocht over de voordelen om een baby de eerste tijd veel op het lichaam te dragen. Een gedragen kind kan makkelijker spanningen ontladen en is meestal soepel en relaxt. Zo heb ik, net als onderzoeken zeggen, inderdaad zelden of nooit een huilende of angstige baby in een draagdoek gezien. Het hoort de hartslag, de stem en voelt de bewegingen van de ouder zoals het 9 maanden in de buik gewend was. Het kind kan zijn eigen ritme vinden en door het schommelen van het lichaam valt het makkelijk in slaap.
Door de draagdoek heeft de ouder ook haar handen vrij en wordt veel minder in zijn of haar bewegingsvrijheid beperkt dan met een kinderwagen. En hoeft zich minder bezorgd te voelen door de huilende baby in de kinderkamer.
Helaas wordt het dragen van een baby op het lichaam gezien als abnormaal en wordt dit nog steeds vaak afgeraden en ontmoedigd. Misschien uit pure angst. Het is wellicht projectie van het eigen diepe kinderverdriet. Van waaruit we liefde een beetje gaan zien als een consumptie en dus gevaarlijk, omdat het ons verslaafd en afhankelijk zou maken. Ik maak mee dat sommige baby’s tijdens het voeden niet eens meer worden vastgehouden. Ze houden zelf hun fles vast, terwijl de moeder met iets anders bezig is.
Behoorlijk diepgaande vragen en levensvragen hoe dit nu zit. Want liefde kan evengoed vervullend zijn en een mens in z’n gezonde kracht helpen.
Velen denken dat we kinderen moeten leren om lief te hebben. Maar ze zijn die liefde al.
Liefde is geen vaardigheid, maar een levensenergie. Als die energie uitdooft, bijvoorbeeld wanneer een baby alleen gevoed en verschoond wordt en er verder geen interactie is met het kind, dan kan het kindje zelfs sterven.
Volwassenen met een sterke basis kunnen wel enige tijd zonder liefde toe, al is het erg ongezond. Alsof je geen voedingstoffen binnen krijgt, alleen vulling. Na een tijd raak je geestelijk uitgeput.
Het valt mij op hoeveel liefde baby’s uitstralen. Er zit geen kwaad in hen.
Als ze worden gescheiden van hun moeder/ouders en ergens alleen worden achtergelaten, kunnen ze echter getergd huilen. Ze schreeuwen de longen uit hun lijf. Liefde is krachtig, maar het is geen dominante energie. Het kan snel overstemd of verstoord worden.
Baby’s zijn gevoelige wezens, die in contact proberen te blijven met hun levensbron: hun moeder (bij zie ze de eerste negen maanden van hun leven in de buik vertoefden) en vader. Dat is hun natuur.
Het zou mooi zijn als babyverzorging niet als een gedoe ervaren wordt, maar gewoon samen gaat met andere activiteiten. Zodat de baby vertoeft waar hij zich thuis voelt; tegen de ouder aan, en de ouder kan zich vrij bewegen. Ook voor opgroeiende kinderen kan dit een voorbeeld zijn. Al lang voordat ze zelf moeder of vader worden, krijgen ze een indruk van wat een baby nodig heeft en wat de zorg voor een baby inhoudt.
De moeite waard om te lezen:
Opvoeden in een gestoorde wereld – Eugenie van Ruitenbeek, Jan Nouwen
De onschuldige gevangene – Ingeborg Bosch
Op zoek naar het verloren geluk – Jean Liedloff