Gezien en gehoord worden
Buggyloze zondag
Ze lijken niet meer weg te denken uit gezinnen met jonge kinderen. Een Brits onderzoek vertelt dat baby’s en peuters tot drie jaar gemiddeld twee uur per dag in een buggy zitten. Het onderzoek observeerde 2.722 Britse ouders.
Waar baby’s ooit nog gedragen werden en kleine kinderen nog zelf liepen, worden ze nu frontaal door het verkeer geduwd, op uitlaatgashoogte. Zij hebben daar niets over te zeggen. Zo is een hele generatie pedagogisch comfort-kinderen ontstaan.
De leeftijd dat kinderen in de buggy moeten, wordt steeds verder opgerekt. Van baby’s die nog niet op eigen kracht kunnen zitten, tot kleuters. ‘Van 0 tot 5 jaar’ melden sommige modellen trots.
Een baby kan pas zelf rechtop zitten als zijn nek- en rugspieren voldoende ontwikkeld zijn. Wordt het voor die tijd in een zittende houding gedwongen, kan de rug en de nek overbelast raken.
De meeste buggy’s zijn zo ontworpen dat het kind de opvoeder moeilijk of helemaal niet kan zien. Het weet misschien niet eens of zijn moeder of vader er nog is. Degene die erachter loopt ziet niet hoe het zich voelt. De baby moet gaan huilen, wild bewegen of roepen om de aandacht te trekken, wat vaak wordt gezien als ongewenst gedrag.
Het kind ziet vooral benen en billen. Vreemden die hij liever op afstand houdt. Het ziet en hoort verkeer dat voorbij dendert. Mensen die hard lachen of roepen, blaffende honden. De indrukken kunnen voor paniek zorgen. Een baby kan zich er niet tegen verweren.
Kleuters zitten bijna in elkaar gedoken, met opgetrokken knieën. Dan zie ik voor me dat zo’n kind op een onbewaakt moment zijn voeten op de grond zet, opstaat en ervandoor gaat met de buggy als een slakkenhuis op de rug. Waarom mogen die kinderen niet lopen?
Als een kind ‘veilig’ vastzit in de wagen, kunnen moderne opvoeders langer hun oude leefpatroon aanhouden. Ze hoeven geen rekening te houden met het tempo van het kind, hoeven nooit er achteraan te gaan, of er zelfs maar naar om te kijken.
Kinderen worden vastgebonden uit routine, angst, tijdgebrek of voor straf.
Af en toe is er een kindje dat vrolijk is, babbelt en nieuwsgierig om zich heen kijkt. De meesten in die positie zien er echter ongelukkig uit. Angstig, onzeker, triest, boos, somber of gelaten. Ze ervaren het vastzitten als een straf. Sommige baby’s hebben al een dode blik. Hun wil lijkt gebroken.
Nog duidelijker is het buitensluiten wanneer er broertjes en zusjes zijn, die naast mama en papa mogen zitten of zelfs op schoot. Die kunnen rondhuppelen. Zij krijgen de meeste positieve aandacht. Het buggykind hangt er maar wat bij. De wagen staat vaak zo geparkeerd dat hij de anderen nauwelijks kan zien. Probeert hij aandacht te trekken, reageert er niemand, of wordt hij ‘zoetgehouden’, afgepoeierd of bestraffend toegesproken.
Voor een klein kind is het niet te begrijpen of te verwerken dat iedereen actief deel mag nemen aan het gebeuren en aandacht heeft voor elkaar, behalve hij. Volwassenen kletsen en lachen met elkaar en met de eventuele andere kinderen, over iets dat hij niet snapt. Probeert hij zelf iets te delen of laat hij zien hoe hij zich voelt, wordt daar over heen gepraat, of hij krijgt een fopspeen of iets te drinken of eten zodat hij even stil is. Hij wordt niet begrepen, voelt zich in de steek gelaten. De spanning en opgekropte energie zit vast in het kleine lijfje en is zichtbaar in het gezicht, de lichaamshouding en elke beweging. Het kind lijkt verkrampt.
Van pure verveling en stress maken sommige kinderen dwangmatige en stereotype bewegingen, wat ook bij gestreste dieren te zien is. Zichzelf wiegen, het hoofd schudden, trappelen, met hun benen zwiepen, hun armen zwaaien, in de riemen bijten of zelfs zichzelf slaan. Kinderen die hysterisch gillen, huilen en schoppen of zichzelf naar voor en achter gooien, terwijl de stress door hun lijfje giert. Ik heb gezien dat zo’n kindje, als het er een keer uit mag, meteen rustig is. Een heel ander mensje! Het liep naast de moeder (of vader), was opgewekt en meewerkend. De kleine leek opgelucht. Er was contact.
Natuurlijk is het ook een mentaliteitskwestie. Er zijn opvoeders die hun kind wel als een persoon aanspreken. Die wel een positief contact hebben. Samen praten of lachen. Ingaan op wat het kind probeert met hen te delen, ook als het in de wagen zit.
Er zijn buggy’s waarbij het kind de verzorger aan kan kijken. Het kind is zo vaak al een stuk rustiger. Het voelt zich meer geboren en gesteund.
Maar over het algemeen kunnen baby’s die gedragen worden (bijv. in een draagdoek of draagzak) of kinderen die zelf mogen lopen zich beter ontwikkelen. Het (positieve) contact is er meer vanzelf, want het kind kun je zo moeilijk negeren. Je ziet elkaar beter.
Een baby voelt zich waarschijnlijk veilig en geborgen tegen de ouder aan. Het is zoals de natuur het bedoeld heeft. De ouder voelt zich meer verbonden met het kindje. Het kind kan de indrukken -voorbij scheurende auto’s, lawaaierige voorbijgangers en drukte- veel beter aan vanuit deze veilige positie.
Opgroeien gaat (letterlijk) met vallen en opstaan. Kinderen die vertrouwen krijgen en aangemoedigd worden, leren veel intensiever en sneller. Ze doen ervaring op, wat ze fysiek en geestelijk sterk maakt. Een kind dat genoeg lichaamsbeweging krijgt, heeft een betere conditie, kan het wandelen veel langer volhouden en ook beter doorlopen. Ze leren grenzen kennen omdat ze respons krijgen. Ze leren dat ze in de buurt van mama en papa moeten blijven wanneer het veilig is om over te steken.
Kinderen voelen zich nuttig en ‘groot’ als ze deel mogen nemen aan het dagelijks leven. Zoals meehelpen fruit en groente in de boodschappenwagen te leggen. Deze kinderen zijn doorgaans harmonieuzer en minder lastig dan kinderen die de hele tijd moeten (uit)zitten. Ze zijn meer mens, horen bij het gezin. Er is minder afstand. Het kind loopt naast mama en papa in plaats van een meter vooruit te worden geduwd.
Een veel gebruikt argument is veiligheid, maar kinderen zitten ook vastgebonden waar helemaal geen auto’s komen, zoals in winkelcentra. Zelfs als het rustig is.
De wandelwagen lijkt vooral een ‘oplossing’ voor een niet bestaand probleem. Je bent er toch zelf bij wat je kind doet? Als het kind zelf loopt, ben je automatisch alerter, je meer bewust van het kind. Als je moet oversteken kun je het kind een handje geven, of het dragen. De boodschappentassen kunnen dan in de wagen.
Veilig zijn buggy’s ook niet. Dat is een wijdverspreid misverstand. Het zijn onhandige dingen. Ik heb gezien hoe iemand een buggy met kind en al de trein in sjouwt of de trap op of af sjouwt, als er geen liften zijn. Of iemand vindt dat hij voorrang heeft en duwt het kind bijna onder een auto, hij gebruikt het kind als een soort schild.
Ik heb een buggy met kind en al zien omklappen, omdat er zware tassen aan de handvatten hingen. Kreeg dat peutertje ook nog de schuld omdat ze teveel zou bewegen.
Wanneer kinderen in de ‘veiligheidsriemen’ zitten, lijkt niemand zich meer bewust van ze, alsof de verbinding is verbroken. Dat lijkt me juist een potentieel gevaarlijke situatie.
Opvoeders negeren de signalen tot in het absurde. Kinderen die wanhopig proberen de verzorger te bereiken. Die hun armpje naar ze uitstrekken.
Ik ben bang dat alleen bewust maken niet genoeg is. Dit onderwerp zou mainstream moeten worden. Dat er een maatschappelijke discussie over ontstaat. Dat er meer onderzoeken komen naar de korte- en lange termijn gevolgen voor kinderen die dit elke dag ondergaan. Waar blijven de Kamervragen? 😉
We zouden kritisch en logisch moeten leren nadenken en ook ons gevoel en intuïtie durven volgen, in plaats van willoos volgen wat goed in de markt ligt.
Misschien vergezocht, maar ook het kennen en verwerken van de eigen kindertijd verdient aandacht. Veel volwassenen van nu hebben al jong moeten leren hun gevoelens en noden te ontkennen en negeren. Geloven dat iets voor hun eigen bestwil was, dat het allemaal wel meeviel. Hoe kunnen zij zich dan verplaatsen in hun kind?
Dus waarom voeren we geen buggyloze zondag in? En dan élke zondag. De meeste mensen hoeven dan niet naar hun werk, dus er is meer tijd, minder haast. Het is rustiger op straat, minder auto’s. Opvoeders krijgen de kans om het kind te leren kennen, ook buiten. Voor sommigen een nieuwe ervaring. Er is meer aandacht voor elkaar, volwassenen verplaatsen zich makkelijker in een kind wanneer ze zich bewust van hem zijn.