Over mezelf

Mijn naam is Sarah Morton. Ik ben gepassioneerd van chocola (daar kun je me voor wakker maken), lezen, muziek luisteren en soms maken. Met muziek ben ik opgegroeid. Mijn vader speelde in een band. Vaak viel ik in slaap met zijn songs op de achtergrond. Wij bleken ook nog eens dezelfde muzieksmaak te hebben. Een rijkdom die ik iedereen gun.

Ik heb geleerd van pijnlijke situaties de humor in te zien. Zelfspot is me niet vreemd. Als tiener en adolescent was ik nogal zwaar op de hand. Zo wilde ik niet meer zijn. Al had ik er genoeg redenen voor.
Ik ging ‘aan mezelf werken’ zoals dat heet. Meer vrolijkheid, humor en speelsheid in mijn leven. Daarnaast zocht ik contact met gelijkgestemden, waaronder Henk en Tamara van Positieve Nood. Zij vormden een autonome hulpgroep. Iwanjka leerde ik ook kennen via hen. Zij hebben me geholpen bij het terugvinden van mijn eigenwaarde.

Zwemmen in zee (als het warm genoeg is) of uitwaaien op het strand (als het koud is) helpen mij om negatieve emoties los te laten en weer helder in mijn hoofd te worden.
Al vanaf kleins af aan speelden dieren een belangrijke rol in mijn leven. Ik heb twee Aziatische katten, Ward en Fay.

Daarnaast ben ik al vanaf mijn prepuberteit bezig met opvoeding en kinderverzorging.

De eerste jaren van mijn leven waren relatief onbezorgd.
Toen ik vier jaar was, kreeg ik een broertje. Over het algemeen voelde ik me veilig en welkom. Mijn vader speelde iedere dag met mijn broertje en mij en mijn moeder zorgde ook goed voor ons.
Als gezin deden we vaak leuke dingen, zoals naar het zwembad, naar de Nood A of naar de grote speeltuin. We hadden een gezellige, hechte familie.
Op school ging het niet zo goed. Ik begreep niet veel van de groepsprocessen en wat er van me verwacht werd. Als ik per ongeluk iets verkeerd deed, dan gilde de juffrouw tegen me. Tegen mijn moeder zei ze dat ik ‘zwaar autistisch’ ben.
In groep 2 kreeg ik een juf bij wie ik duidelijker wist waar ik aan toe was. In groep 3 had ik weer een juf die aandrong op onderzoek naar autisme.
Met zes jaar kreeg ik de diagnose autisme.
In groep 4 trof ik een juffrouw die duidelijk, eerlijk en enthousiast was. Iedere leerling kreeg een plekje in haar hart. Zij creëerde een groepsgevoel. Pesten en buitensluiten tolereerde ze niet. Ik had er een leuke tijd en maakte ook vrienden. Dankzij haar kon ik op mijn school blijven en kind zijn.
Vanaf groep zes van de basisschool nam mijn leven een andere wending.
Pesten, intimideren en onder druk zetten, mensen kregen daar de vrije hand in.
Ik had een leraar die voor verdeeldheid zorgde, in plaats van een groepsgevoel.
Al met elf jaar dacht ik na over opvoeding en hoe het anders kan. Vriendelijker. Bijvoorbeeld als mijn leraar schreeuwend een meisje de klas uit joeg omdat ze zat te praten onder de les. Je kan ook een kind rustig aanspreken en zeggen wat je van haar verlangt. Mijn juf in groep 4 en 5 kon een leerling op haar kenmerkende directe manier bij de les houden. Ze had van die uitspraken die tegelijk kribbig als grappig klonken: “Hallo, spreek ik Russisch?!”
Dan kreeg ze de onverdeelde aandacht. Ze viel kinderen niet aan of af en ging ook niet tekeer.
Was ze ergens tevreden en enthousiast over, dan liet ze dat nog duidelijker blijken.

Zelf wilde ik intussen naar een andere school. De enige optie leek het speciale onderwijs. In het begin voelde ik me daar meer op mijn plaats, ik kon beter overweg met klasgenoten en genoot van de humor. Maar leerkrachten konden tekeergaan en hardhandig worden als een leerling niet meewerkte.

Juist de mensen die van mij hielden, sloegen om als een blad. De hulpverlening schreef alle problemen toe aan mijn autisme.
(Met zes jaar kreeg ik de diagnose autisme.)
Met mijn vader had ik een heel goede band. We voelden elkaar geweldig aan. Al toen ik zeven was, hadden we hele gesprekken.
Maar deskundigen vonden dat hij niet zo mee moest gaan in mijn belevingswereld. Hij moest mij tegengas geven. Mensen praatten vooral óver mij in plaats van mét mij.
Hij gaf zijn eigen wijsheid prijs en werd onzeker.
Door steun van mensen die achter me stonden, lukte het om deze toestand te doorbreken en een zinvol leven op te bouwen. Pas toen kon ik beginnen aan mijn geestelijke reis.
Mijn levenservaringen hebben me uiteindelijk sterker gemaakt. Hierover schreef ik mijn autobiografie Afwijkend en toch zo gewoon.

Het heeft enkele jaren geduurd voordat de band met mijn vader hersteld was. Twee vrienden van hem hebben hem wakker geschut. Ze drukten hem op het hart dat hij vertrouwen in me moest hebben en ik iemand nodig had die me steunde.
Tegenwoordig hebben we diepgaande en filosofische gesprekken en kan ik weer bijna alles met hem delen.

Door mijn ervaringen besef ik dat een verwijdering van elkaar de pijnlijkste ervaring is die zowel een kind als ouder kunnen hebben. Al vanaf 100 meter afstand kan ik zien hoe de sfeer is tussen een ouder en kind, hoe ze met elkaar omgaan. Aan de lichaamstaal zie ik wat een kind nodig heeft en probeert duidelijk te maken.
Ik ging zelf op onderzoek uit. In wat voor wereld willen we leven? Hoe kan het simpeler, mooier, natuurlijker?
Zo schreef ik Wat je niet verteld is om mensen bewust te maken wat kinderen meemaken in de baarmoeder, in het gezin en in de maatschappij.

Toen mijn vader met twee andere mensen een band met kindermuziek begon: Klankkleur, waarbij ze op Festivals gingen spelen, kreeg ik visioenen van een maatschappij waar zowel kinderen als volwassenen kunnen spelen.

Een goede vriend Iwanjka (1973-2019) kwam op het woord Kind-Zijn. Het woord dekte voor mij de lading. Het verwijst naar onze oorsprong, wie we in essentie zijn. Kinderen zijn nog puur en eerlijk.
Is het wel eens opgevallen hoeveel liefde baby’s uitstralen?
In essentie zijn we allemaal liefde.
Sarah Morton
redactie@dus-sarah-morton.info
Tel: 06-16069732
WhatsApp: 06-83992975